Milaan is een stad van stijl, historie en… keiharde voetbalrivaliteit. Hier draait het niet alleen om mode en kunst, maar vooral om AC Milan en Inter, twee clubs met een prijzenkast waar je een museum mee kunt vullen. Maar wist je dat Milaan nog meer profclubs heeft? Clubs die misschien niet de Champions League winnen, maar wél strijden voor hun plek in het Italiaanse profvoetbal.
In dit artikel nemen we je mee langs alle betaald voetbalclubs uit Milaan. Van de absolute wereldtop tot de kleinere teams.
1. AC Milan
We beginnen met de succesvolste voetbalclub uit Milaan. AC Milan is een club die je voelt. Opgericht in 1899, behoort het met 19 landstitels en 7 Champions League-titels tot de absolute grootmachten van het wereldvoetbal. Maar Milan is meer dan statistieken. Het is de club van iconen, van stijl, van wedstrijden die decennia later nog worden besproken.
San Siro, het gedeelde stadion met rivaal Inter, is een voetbaltempel die al sinds 1926 overeind staat. De steile tribunes bieden plaats aan ruim 80.000 man, waarmee het een van de grootste stadions van de wereld is. Al jaren wordt gesproken over een nieuw stadion, maar concrete plannen? Die wisselen net zo vaak als Milan van trainer deed in de afgelopen decennia.
De Nederlandse connectie is overduidelijk. In de late jaren ’80 zette het trio Marco van Basten, Ruud Gullit en Frank Rijkaard AC Milan op de kaart als het beste team ter wereld. Onder Arrigo Sacchi wonnen ze in 1989 en 1990 de Europa Cup I, met dominant totaalvoetbal. Later kwam Clarence Seedorf, de enige speler ooit die vier keer de Champions League won met drie verschillende clubs. En nu? Tijani Reijnders is de nieuwste Nederlander die probeert zijn naam te vestigen in de stad van de mode.
Ook buiten Nederland heeft Milan legendes voortgebracht. Paolo Maldini en Franco Baresi, verdedigers die generaties lang de club belichaamden. Andrea Pirlo en Kaká, middenvelders met een verfijnde stijl. En Zlatan Ibrahimović, de man die op 39-jarige leeftijd nog een kampioenschap naar Milaan bracht. Aan de zijlijn stonden even grote namen: van Sacchi en Capello tot Ancelotti en Allegri.
En dan is er nog Silvio Berlusconi. Voordat hij premier van Italië werd, maakte hij AC Milan groot. In 1986 nam hij een kwakkelende club over en bouwde er een wereldmacht van. Vijf keer de Champions League, 29 prijzen in totaal. In 2017 verkocht hij de club, maar zijn stempel blijft onuitwisbaar.
En de wedstrijden? De Derby della Madonnina tegen Inter is misschien wel de mooiste stadsderby ter wereld. En de Champions League-finale van 2005? Milan leidde met 3-0 tegen Liverpool, maar verloor uiteindelijk na een bizarre comeback. “De beste eerste helft uit mijn carrière, de slechtste tweede helft uit mijn carrière,” zei Maldini er ooit over.
AC Milan is een club van pieken en dalen, van legendes en verhalen. Maar één ding verandert nooit: de passie van de fans. En die voel je, zodra je het rood-zwarte shirt ziet.

2. Internazionale
Inter werd in 1908 opgericht als een club voor zowel Italiaanse als buitenlandse spelers – vandaar de naam Internazionale. Sindsdien heeft de club zichzelf keer op keer opnieuw uitgevonden. Met 19 landstitels, 3 Champions League-titels en talloze bekers behoort Inter tot de elite van het Europese voetbal. Maar misschien nog indrukwekkender: Inter is de enige Italiaanse club die nog nooit uit de Serie A is gedegradeerd.
De echte revolutie kwam in 2010, toen Inter onder José Mourinho een unieke treble won: Serie A, Coppa Italia én de Champions League. De finale tegen Bayern München werd met 2-0 gewonnen, met Wesley Sneijder als spelmaker en Diego Milito als grote man met twee goals. Sindsdien wacht Inter op een nieuwe Europese triomf, al stonden ze in 2023 opnieuw in de finale.
Nederlandse invloed is er nog steeds. Al jaren is Stefan de Vrij een vaste kracht in de verdediging, terwijl Denzel Dumfries langs de rechterkant op en neer raast. Eerder speelden ook Dennis Bergkamp, Wim Jonk en Aron Winter in het blauw-zwart, maar met wisselend succes.
Inter is een club van grote persoonlijkheden. Denk aan clubicoon Javier Zanetti, die meer dan 850 wedstrijden speelde, of Braziliaanse supersterren als Ronaldo en Adriano. Ook Zlatan Ibrahimović en Romelu Lukaku droegen het shirt met trots, en in het doel keepte Inter-legende Walter Zenga jarenlang de sterren van de hemel.
En dan is er nog de Derby della Madonnina, de strijd met AC Milan. De derby is meer dan voetbal: het is een cultureel fenomeen, een botsing tussen families, vrienden en collega’s. Win je de derby? Dan heerst je club over Milaan – tot de volgende ontmoeting.
Voor voetballiefhebbers is Inter een club die je minstens één keer in actie moet zien. De sfeer in het San Siro-stadion, de passie van de Curva Nord en de lange historie maken het een unieke ervaring.

Derby della Madonnina
De Derby della Madonnina is geen gewone stadsderby. Het is een botsing tussen rood en blauw, arbeiders en bourgeoisie, Italiaanse nuchterheid en internationale flair. AC Milan en Inter delen niet alleen een stad, maar ook een thuis: het legendarische San Siro. Sinds 1926 is dit stadion het strijdtoneel van iconische wedstrijden en Europese triomfen, met 80.000 fanatieke tifosi die de tribunes laten trillen.
Maar hoe deel je een stadion met je aartsrivaal? Op wedstrijddagen transformeert San Siro compleet. Speelt Milan thuis, dan kleurt het rood en zingt de Curva Sud de longen uit het lijf. Is Inter de thuisploeg, dan regeert de Curva Nord en wordt het stadion een blauw-zwarte heksenketel. Tijdens de derby’s komen de kleuren samen in een spektakel van vuurwerk, spandoeken en pure haat op het veld.
Toch lijkt het einde van San Siro in zicht. Jarenlang werd er gespeculeerd over renovatie, maar de clubs zien liever een nieuw stadion verrijzen. Het idee? Een hypermoderne voetbaltempel, vlak naast de huidige locatie. De sloopplannen voor San Siro stuiten echter op protest: veel fans en politici willen de iconische betonnen reus behouden. De beslissing? Die blijft, zoals in Italië vaak het geval is, hangen in bureaucratische onzekerheid.
Voor nu blijft San Siro nog even overeind. Maar of je nu Milan- of Inter-fan bent: als je het ooit in volle glorie wilt meemaken, is dit het moment.

3. Alcione Milano
Milaan is rood-zwart of blauw-zwart, toch? Nou, niet helemaal. Tussen de miljoenenmachines van AC Milan en Inter loopt er nóg een profclub rond: Alcione Milano. Opgericht in 1952, gehuld in knaloranje tenues – geen club voor grijze muizen dus.
Alcione heeft nooit de Serie A gehaald, maar doet gewoon z’n ding: voetballen en talenten klaarstomen. Namen die de top hebben gehaald? Die zijn schaars, maar de club staat bekend als een springplank voor jongens die nét niet in de jeugd van Milan of Inter belanden. Neem Antonio Palma, ooit een Atalanta-talent, nu de ervaren man in hun middenveld. Geen Zlatan-verhalen, maar wel een stabiele club waar hard gewerkt wordt.
De thuisbasis? Stadio Comunale Enrico Toti. Klein, simpel, geen Champions League-hymne, maar wél een plek waar voetballers zich kunnen bewijzen. En met hun recente promotie naar de Serie C is Alcione op de weg omhoog. Geen schijnwerpers, geen poeha—maar misschien juist daarom zo interessant.

4. Pro Sesto
AC Milan en Inter spelen voor de prijzen, Pro Sesto speelt voor de overleving. Opgericht in 1913, komt deze club niet uit het centrum van Milaan, maar uit Sesto San Giovanni, een voorstad ten noorden van de stad. Geen Champions League-miljoenen, maar wel een club die al meer dan een eeuw standhoudt.
Jarenlang zwierf Pro Sesto rond in de lagere divisies, maar sinds 2020 is het terug in de Serie C. Dat betekent: profvoetbal, lange uitwedstrijden, en ploeteren tegen clubs die óók omhoog willen. De thuisbasis? Stadio Breda, een stadion met plek voor 4.500 man, waar je geen sterallures vindt, maar wel hard werk en oprechte passie.
Pro Sesto zal nooit de headlines halen zoals Milan of Inter, maar de club is er wél nog steeds – en dat is al een prestatie op zich. Een bescheiden club met een grote dosis doorzettingsvermogen.

5. Brera Calcio
Dan nu een zeer opmerkelijke club in het rijtje. Brera Calcio, opgericht in 2000, noemt zichzelf de “derde club van Milaan” (wij vinden het de vijfde) en pakt voetbal net even anders aan. Geen miljoeneninvesteringen of sterspelers, maar een focus op innovatie en sociale impact.
Brera begon in de lagere divisies en speelde zijn thuiswedstrijden in de Arena Civica, het historische stadion waar Inter ooit speelde voordat San Siro zijn thuis werd. De club wist de Serie D te bereiken en werd vooral bekend door zijn experimentele projecten. Zo gaf Brera vluchtelingen en voormalige gedetineerden een kans op het veld, en probeerde het zelfs een professionele club op te richten in San Marino.
Een opvallende naam in de clubgeschiedenis is Walter Zenga. De legendarische Inter-doelman begon in 2000 zijn trainerscarrière bij Brera en legde zo de basis voor zijn latere succes als coach. In 2023 kwam er opnieuw een grote wending: de club trok Amerikaanse investeerders aan en transformeerde tot Brera FC, met teams in Noord-Macedonië, Mongolië en Mozambique. De focus verschoof van lokaal experiment naar internationale expansie.
Brera Calcio zal nooit het San Siro vullen zoals AC Milan en Inter, maar dat is ook niet de bedoeling. De club kiest zijn eigen pad, daagt de voetbalwereld uit en laat zien dat een alternatieve benadering net zo waardevol kan zijn als prijzen in een overvolle prijzenkast.

Milaan en voetbal: meer dan alleen de top
Milaan ademt voetbal. AC Milan en Inter domineren de headlines, strijden om titels en trekken miljoenen fans wereldwijd. Maar wie iets verder kijkt dan San Siro, ontdekt een stad waar het voetbal veel breder leeft. Clubs als Pro Sesto en Alcione Milano knokken in de Serie C voor hun plek in het profvoetbal. En dan heb je nog Brera Calcio, die het hele concept van een voetbalclub op zijn kop zet.
Het mooie? Elk van deze clubs heeft zijn eigen verhaal, eigen tradities en eigen strijd. Of je nu Champions League-ambities hebt of puur speelt voor de eer—voetbal in Milaan leeft op elk niveau. En daar zit precies de charme.